Transcribe

Familie Pasteels

Een artikel dat de vlucht van de familie pasteels beschreef een brief van Leon pasteels waarin hij het verhaal beschrijft waarbij hij de Duitsers omkocht brieven aangaande zijn hulp aan Belgen in Eindhoven
Het verhaal werd verteld op Verhalendag in Antwerpen. Het eerste verhaal behandeld de familie Pasteels, Petrus & Marie- Josephine. Zij vluchtten bij het uitbreken van de oorlog uit Leuven. Oorspronkelijk vertrokken ze met de trein naar Duitsland, maar wegens een verwonding van Marie- Josephine hebben de Duitsers hen omgeleid naar Eindhoven waar ze gebleven zijn. Hun oudste dochter; Marie-Elise trouwde met de Belg Felix van Hoof, die voordien bij de Leuvense spoorwegens werkte. Felix van Hoof keerde later terug naar Leuven als medeoprichter van de eerste Belgische vestiging van Philips in 1919. De oudste zoon Leon Pasteels, die werkzaam was bij de kas van de levensverzekeringen en de lijfrente, zou zich samen met Felix in Eindhoven inzetten voor Belgische oorlogswezen. Zo richtte hij organisatie op voor wezen, bvb. een koor. Samen met een zekere Leon de Conick (verder onbekend) en een zekere meneer Aubert zette hij zich in om mensen en goederen over de Belgische grens te smokkelen. Daarvoor kocht hij Duitsers om met sigaren, zodat zij op een bepaald uur de stroom op het hek op de grens zouden afsluiten. Uiteindelijk werd hij hiervoor opgepakt, waardoor hij zijn Belgische nationaliteit kwijt raakte. Zijn rol werd uitgebreid besproken in het boek Eindhoven in oorlogstijd. Na de oorlog richtte hij een sigarenfabriek op.

Krantenartikel
Publication
Brief
Letter

Show More
 
 
 
 

CREATOR

DATE

-

LANGUAGE

nld

ITEMS

5

INSTITUTION

Europeana 1914-1918

PROGRESS

START DATE
TRANSCRIBERS
CHARACTERS
LOCATIONS
ENRICHMENTS

Generating story statistics and calculating story completion status!

METADATA

Source

UGC

Type

Story

Language

nld
Nederlands

Country

Europe

DataProvider

Europeana 1914-1918

Provider

Europeana 1914-1918

DatasetName

2020601_Ag_ErsterWeltkrieg_EU

Language

mul

Created

2019-09-11T08:13:41.277Z
2020-02-25T08:08:44.941Z
2013-04-21 13:42:04 UTC
2013-04-29 11:59:08 UTC
2013-04-29 11:59:21 UTC
2013-04-29 11:59:35 UTC
2013-04-29 11:59:46 UTC
2013-04-29 12:00:05 UTC

Provenance

AN21

Record ID

/2020601/https___1914_1918_europeana_eu_contributions_5311

Discover Similar Stories

 
 
 
 

Marie Elise Pasteels (1879-1971)

1 Item

Marie Elise Pasteels (1879-1971)

Go to:
 
 
 
 

Joseph Maria Pasteels (1888-1962)

1 Item

Joseph Maria Pasteels (1888-1962)

Go to:
 
 
 
 

De vlucht van het gezin Pasteels van Leuven naar Eindhoven

1 Item

Documenten met het verhaal van de familie Pasteels || Zelf ben ik nu 94, en dus twee jaar na de oorlog geboren. Om precies te zijn vier ik vandaag mijn 94e verjaardag. Mijn verhaal betreft zowel mij grootouders als ouders, oom en tante en mijzelf. Van Leuven naar Eindhoven Mijn vader is in 1912 vanuit Leuven naar Eindhoven gaan werken en wonen. Zo konden zijn ouders (mijn grootouders dus) twee jaar later naar Eindhoven vluchten. Zij vluchtten hun huis uit bij het bombardement van Leuven met twee dochters die toen nog in huis waren. Omdat zij aan de stadsgrens woonden zijn ze van de stad vandaan kunnen vluchten en wellicht zo aan een erger lot ontkomen (in Leuven zijn vele willekeurige burgers zonder vorm van proces geëxecuteerd. Het enige wat zij bezaten was de kleding die ze aan hadden; het huis was volledig tot puin geschoten. Omdat deze beschieting in de nacht plaatsvond was dat bezit dus beperkt tot hetgeen haastig aangeschoten kon worden. Zo had mijn opa wel zijn vest aangetrokken, maar miste hij het zakhorloge dat hij gewend was ’s avonds van de draagketting af te halen en naast zijn bed te leggen. Hem restte slechts de horlogeketting. De burgers die dakloos rondzwierven werden verzameld om naar Duitsland gevoerd te worden. Zo kwam het gezin terecht in een hotel in Luik, waar ook Duitse officiers verbleven. Omdat men in de Duitse industrie kennelijk niet op oudere arbeidskrachten zat te wachten (grootvader was toen al omstreeks 60 jaar) kregen zij van deze officiers toestemming om naar Eijsden in Limburg te reizen. Daar kregen ze van enkele journalisten een treinkaartje waarmee ze door konden reizen naar Eindhoven, waar hun zoon woonde, die later mijn vader zou worden. Heimwee Mijn grootouders zijn tijdens de eerste wereldoorlog in Eindhoven blijven wonen, mede omdat hun huis in Leuven tezamen met de twee naastliggende die ook van grootvader waren, volledig verwoest waren. Mijn grootmoeder heeft altijd heimwee naar Leuven gehouden. Telkens als een familie tijdens de oorlog vanuit Eindhoven terug naar huis ging, vroeg grootmoeder: “Leon, kunnen wij ook niet terug?” Omdat hun huis kapotgeschoten was bleek dit echter onmogelijk. De familie woonde nog grotendeels in België, en zo was er dus geen contact gedurende de wereldoorlog mogelijk. Mijn grootmoeder is tijdens de oorlog gestorven en daar begraven. Mijn vader heeft verteld dat grootvader zei: “moeder is van verdriet gestorven in een vreemd land”. Grootvader was actief als secretaris van een vereniging van uitgewekenen. Na de oorlog is grootvader terug naar België gegaan. Toen grootvader later overleed is hij bijgezet in Eindhoven bij grootmoeder. Het graf is er nog steeds. In een krantenartikel is in 1997 is nog uitgebreid aandacht aan dit toen pas gerestaureerde graf en de daarin begraven personen besteed. Crucifix Toen grootvader na terugkeer in Leuven eens langs de puinhopen van de vroegere woning wandelde, en daar eens zocht of hij niets van vroegere bezittingen kon terugvinden, ontdekte hij een crucifix dat de brand kennelijk had overleefd. Het kruisje zelf was verdwenen. Dat crucifix heeft hij meegenomen en opnieuw op een kruis laten monteren. Dat kruisbeeld vervult sedertdien een bijzondere functie in de familie: bij de begrafenis van grootvader, mijn ouders en mijn echtgenote heeft het steeds bij de afscheidsdienst op het altaar gestaan. Als mijn tijd gekomen is hoop ik dat mijn kinderen hier ook aan denken. Brieven over de grens De zoon (mijn vader dus) was in Eindhoven procuratiehouder bij een levensverzekeringsmaatschappij. Omdat dit kennelijk niet voldoende was om een volledig inkomen of tijdsbesteding uit te halen investeerde hij ook in andere zaken. Zo kwam hij in contact met iemand die maalwerken wilde gaan produceren. Dat was de basis van een fabriek die maalstenen produceerde. De bovenbedoelde vergunning was daarvoor nodig. Ook nam hij deel aan de toen in Eindhoven gevestigde tabaksindustrie (noot: die later (1972) naar Bergen op Zoom is verhuisd en als Philip Morris anno 2014 wordt gesloten). Zo maakte vader tijdens de oorlogsjaren contact met Belgische grensarbeiders die toen kennelijk in de tabaksindustrie in Nederland mochten werken. (noot: waren dit mensen die woonden in een door de ‘doodendraad’ van de rest van Belgie afgesneden gedeelte?) Langs deze weg probeerde hij een berichtenkanaal te openen en te onderhouden. Over deze activiteiten onderhield hij contact met een zekere Aubert in Roosendaal, die kennelijk voor verdere doorzending van de informatie zorgde. Vaak zal dit correspondentie betroffen hebben tussen familie en zoons aan het front in Noord Frankrijk, maar strategische informatie werd zo ook overgebracht. Sigaren voor de grensbewaking Tijdens de oorlogsjaren ging hij ook met enige regelmaat naar de grensovergang bij ……. die zoals overal bewaakt werd door Duitse militairen van oudere generaties, die niet voor gevechtshandelingen inzetbaar waren. Dat waren dus veeleer gezinshoofden die ook liever thuis zouden zijn geweest. Hij verkocht deze bewakers wel eens sigaren vanuit zijn eigen betrokkenheid bij de tabaksindustrie. Omdat sigaren niet of nauwelijks verkrijgbare artikelen waren bouwde hij zo een vertrouwensband waardoor de Duitsers op verzoek wel eens de stroom van de dodendraad af lieten (mijn vader vertelde hierover maar ik kan het niet bewijzen). Zo konden vele Belgische jongens ontsnappen en via Nederland en Engeland naar het front in Noord Frankrijk trekken. Jaren later werd hij op de markt in Eindhoven eens op de schouder getikt door een hem onbekend persoon, die hem wel echter precies bij naam kende en informeerde hoe het met hem ging. Het bleek iemand van de veiligheidsdienst te zijn, die tijdens de gesprekken van mijn vader met de Duitse grenswacht vaak in een sloot had gelegen om af te luisteren. Deze regelmatige bezoeken konden immers duiden op spionage-activiteiten die de Nederlandse neutraliteit in gevaar zouden kunnen brengen. Kennelijk is er dus niets oneerbaars op dit vlak gebeurd. Burgerwacht Mijn vader was, destijds voor de Belgische militaire dienst uitgeloot, en daarmee automatisch bij de burgerwacht ingedeeld. Daarvoor moest hij een half jaar training ondergaan op het militair kampement Leopoldsburg. Ik herinner me nog dat hij wel eens vertelde dat ze daar buiten moesten slapen vanwege de massale aanvallen van vlooien in de slaapzalen. Weg met de Belzen Ook herinner ik me het begin van een liedje waaruit blijkt dat er door de Nederlandse (of Eindhovense) bevolking na verloop van tijd kennelijk anders tegen de Belgische vluchtelingen aan werd gekeken. Op de melodie van ‘Toréador’ uit de opera Carmen van Bizet luidde de eerste regel: “Weg met de Belzen, ze vreten alles op … Het vervolg van de tekst ken ik niet. Vreemdelingenhaat is kennelijk van alle tijden. Belg in Eindhoven Grootvader en grootmoeder zijn altijd Belg gebleven, zo ook hun zoon, dus mijn vader en ook ikzelf, hoewel ik in Eindhoven ben geboren en getogen. Mijn dochter heeft een dubbele nationaliteit (NL en B), omdat de wetgeving toen toeliet, dat een kind van een Belg, ook in Nederland geboren, toch de Belgische nationaliteit kon krijgen. Omdat de verhalen over de oorlogstijd als kind al hebben veel indruk hebben gemaakt, en bijna de gehele familie daar nog woont, ben ik me altijd Belg blijven voelen. Ook omdat mijn vader via de tabaksindustrie contacten had met de chocolade- en suikerwerken industrie en zo ben ik ook in deze branche terechtgekomen. Als importeur van chocolade en suikerwerken kwam ik zodoende veel in België. Ondanks deze familie- en handelsbanden met België ben ik altijd in Eindhoven blijven wonen, mede omdat mijn ouders daar woonden. Oom 1 De jongste broer van mijn vader (mijn oom dus) is als vluchteling terechtgekomen in Soesterberg en begon daar een bakkersbedrijf. Zo werd hij daar ook later nog steeds ‘de Belze bakker’ genoemd. Over de oorlogsjaren en wat hem naar Soesterberg heeft geleid heeft hij nooit iets verteld, zijn kinderen weten er weinig van. Als bakker had hij wel contact met het militaire interneringskamp Zeist in oud-Soesterberg. Onder de daar geïnterneerde militairen waren ook vakkundige handwerkslui aanwezig. Zo heeft hij daar eens een mooi bewerkt houten kistje gekocht, voorzien van houten inlegwerk. Op de binnenzijde van het deksel staat ingebeiteld ‘souvenir mes parents’ en een foto van deze oom, Jozeph Marie Pasteels. Geboren 1888. In dit kistje lagen enkele medailles en een legpenning. De legpenning is afkomstig van de familie van de echtgenote van deze oom wiens vader werkte aan de Gentse universiteit tijdens de vervlaamsing van de voordien Franse universiteit. Deze vader zou je dus als collaborateur kunnen beschouwen, omdat de vervlaamsing van de universiteit tijdens de Duitse bezetting tot stand kwam. De medailles in het kistje betreffen medailles van diverse herkomst en nationaliteit: 1. Een steunpenning ‘dubbeltje belge’. Deze penning werd net als prentbriefkaarten en sluitzegels verkocht ten bate van het COMITÉ NATIONAL DE SECOURS ET D' ALIMENTATION, ofwel het NATIONAAL STEUN EN VOEDINGSCOMITEIT. Dergelijke steunpenningen zijn nog in enkele musea te vinden. 2. Een medaille uit de handel- en industrieomgeving; 3. Een Oorlogskruis 1914-1918 4. Een vierde, eveneens fraaie, tweezijdig gesmede zilveren medaille van onbekende herkomst. Van alle vier de medailles/penningen is onbekend hoe deze werden verworven door de oom. Tante 1 En zus van mijn vader (mijn tante dus) was tijdens uitbreken van de oorlog getrouwd met ene Felix van Hoof. Deze was eigenlijk een (buitenechtelijke?) zoon van Persoons, de eerste echtgenoot van zijn moeder. Deze zoon is geëcht door de tweede echtgenoot van de moeder en kreeg daardoor de naam Van Hoof. Deze Felix van Hoof was stationschef in Leuven. Bij de beschieting van Leuven is ook deze zus samen met haar man naar haar broer (mijn vader) in Eindhoven gevlucht. Felix van Hoof is toen gaan werken bij Philips, wat toen nog een beginnend maar wel groeiend bedrijf was. Daar heeft hij wel een belangrijke functie bereikt, want in de Moniteur van Belgie (staatblad) van wordt de oprichting van Philips België te Brussel bekendgemaakt. Daar is Felix van Hoof, mijn oom, vermeld als medeoprichter van de S.A.; Als medeoprichter had hij ook enige aandelen in de SA.. Daarbij gevoegd is groepsfoto is van het Philipspersoneel in Brussel. De map bevat ook correspondentie van de zus met Anton Philips, afkomstig uit het Philipsarchief. Deze correspondentie gaat over de pensioenrechten die zij als weduwe van de toen overleden Van Hoof zou hebben. Tante 2 De zoon uit het huwelijk van een andere zus (mijn tante) met een Nederlander had de Nederlandse nationaliteit, maar wilde na de tweede wereldoorlog toch graag militaire dienst nemen in België, ofschoon zijn orders daar bepaald niet gelukkig mee waren. Hij ontdekte echter dat hij als zoon van een Belgische ook de Belgische nationaliteit kon krijgen. Daar stuurde hij dus op aan, en meldde zich als vrijwilliger aan in het gemeentehuis in de plaats …. Toen hij na enige tijd nog niets had vernomen ging hij eens informeren. Dan bleek dat de ambtenaar die deze materie regelde, langdurig ziek was geworden, waardoor zijn aanmelding was blijven liggen. Inmiddels had iedereen die zich niet vóór 1 maart 1946 (?) had gemeld, automatisch was vrijgesteld van dienst. Zo was hij alsnog vrijgesteld van dienst, tot stiekeme vreugde van zijn ouders. Het toont wel aan hoe sterk de nationaliteitsband was en nog is. Gedenksteen na 100 jaar op de juiste plaats. De documenten in mijn dossier bevatten nog veel meer informatie over andere familieleden, een hoofdstuk over den draad, en een hoofdstuk over de wonderlijke lotgevallen van een gedenksteen. Daar ga ik hier wat over vertellen. Vader was secretaris van de vereniging van Belgische uitgewekenen en procuratiehouder van een levensverzekeringsmaatschappij. In 1918 loopt de oorlog op een eind. De Duitsers worden ver in het defensief teruggedrongen. De in Nederland verblijvende Belgen zien uit naar de bevrijding van hun land. In Eindhoven willen de Belgen als bewijs van dankbaarheid iets terugdoen voor de stad en besluiten daarop een gedenksteen te laten maken bij een plaatselijke steenhouwer. Toen de steen uiteindelijk klaar was, waren alle Belgen inmiddels terug naar huis, behalve mijn vader met zijn gezin. De aandacht is in 1919 vooral op de toekomst gericht. Zo is de steen is bij de steenhouwer blijven staan. Na ongeveer 25 jaar (dus kort na de tweede wereldoorlog) ruimt de steenhouwer mogelijk wegens bedrijfsbeëindiging de werkplaats uit en vindt hij die steen terug. Hij neemt contact op met mijn vader, als vroeger secretaris van de uitgewekenen en vraagt of hij nog interesse in deze gedenksteen heeft, omdat hij anders vernietigd wordt. Zo komt de steen bij mijn vader terecht die hem vervolgens in zijn garage opslaat. Bij overlijden van mijn vader in 1970 vinden wij, de kinderen deze steen opnieuw terug. De kinderen boden de steen alsnog aan de gemeente Eindhoven aan. Deze adviseerde om hem als historisch object aan te bieden aan museum Kempenland. Uiteindelijk is de steen daar ook terechtgekomen en is hij voortdurend in de kelder van het museum bewaard. In 2012 werd museum Kempenland samengevoegd met het Eindhoven museum. Naar aanleiding daarvan dacht ik: ‘ Mijn steen!’ Daarop is eens naar de toestand van de steen geïnformeerd. Antwoord van het museum Eindhoven luidde: de steen is onbeschadigd, en blijft ook na de samenvoeging in het depot. Dat vond ik toch onbevredigend. Een krantenartikel in de regionale pers trok mijn aandacht. Dat artikel meldde dat in Venlo een graf is waar (om welke reden dan ook) 4 Belgische soldaten uit de eerste wereldoorlog zijn begraven. Dit graf wordt als bijzonder monument goed onderhouden. Dat heeft me er toe gebracht om contact met de Henri van Abbestichting te leggen. Uiteindelijk heeft dat er toe geleid dat de gedenksteen steen nu opnieuw is aangeboden aan de gemeente Eindhoven. Deze kijkt er in de huidige tijd anders tegenaan en daarom wordt de steen nu geplaatst in Catharinakerk in Eindhoven. 100 jaar na dato komt deze gedenksteen alsnog op de juiste plaats. De plaatsing zal met enige plechtigheid deze zomer plaatsvinden. Tenslotte legt Dhr Pasteels een erfstuk op tafel bestaande uit een verzamelalbum dat een of van zijn vader, of van zijn moeder was. Het bevat een zeer uitgebreide verzameling prentbriefkaarten van de actie ‘Dubbeltje belge’, waarvan naar het schijnt elke publicatie werd gekocht. (mogelijk vandaar ook de steunpenning) Achterin het album zit ook een aantal spotprenten waarin de leden zijn afgebeeld van de toenmalige raad van Vlaanderen, die als collaborateurs raad werd beschouwd. Het is haast vanzelfsprekend dat deze personen bepaald niet gunstig zijn afgebeeld. Voor zover bekend zijn dezen na de oorlog ter dood veroordeeld.

Go to: