Helden der Front
Dem Soldaten Bruno Hermann gelingt es 300 Franzosen gefangenzunehmen.
CONTRIBUTOR
Kießling
Helge
DATE
-
LANGUAGE
deu
ITEMS
3
INSTITUTION
Europeana 1914-1918
PROGRESS
METADATA
Discover Similar Stories
Eerste Wereldoorlog: Helden of slachtoffers
1 Item
Scheveningen - Op 22 september vond een van de grootste zeerampen onder de kust van Scheveningen plaats. Op 22 mijl ten Noordwesten van het vissersdorp vergingen de Britse oorlogsschepen: HMS Aboukir, HMS Cressy en HMS Hogue. Vijf torpedo's van de Duitse onderzeeboot U9 waren voldoende om de schepen binnen twee uur tot zinken te brengen. Van de 2296 bemanningsleden kwamen er 1459 om het leven. Onder de slachtoffers bevonden zich 13 adelborsten in de leeftijd van vijftien jaar. Vierhonderd drenkelingen werden gered door de Nederlandse koopvaardijschepen Titan en de Flora. Later schoten ook Britse vissersschepen te hulp.Een aantal Nederlandse vissersschepen, die de ramp hadden zien gebeuren, bleven uit de buurt. De Eerste Wereldoorlog was zeven weken geleden uitgebroken. Weken na de verschrikkelijke ramp spoelden er nog lijken op de Nederlandse kust aan. Op de Algemene Begraafplaats in Den Haag zijn 22 slachtoffers begraven van deze ramp begraven. Door deze omvangrijke ramp kwam de Eerste Wereldoorlog als een mokerslag aan in neutraal Nederland. De commandant en de bemanning van de U9 werden door Duitse volk en de Keizer als helden gezien. In het Verenigd Koninkrijk was de verslagenheid groot en treurde men om de slachtoffers. In neutraal Nederland heeft de Eerste Wereldoorlog ook honderden slachtoffers geëist. De Nederlandse vissersvloot verloor 141 schepen door het oorlogsgeweld. Daarbij kwamen 739 vissers om. Op Scheveningen waren dat er ruim driehonderd waaronder veel vissersjongens in de leeftijd van elf tot vijftien jaar. Ook op de Nederlandse koopvaardij vielen er slachtoffers door Duitse torpedo's. Op 22 februari 1916 liep het Nederlandse tankstoomschip La Flandre op een mijn. Binnen enkele minuten was het schip gezonken. Van de dertig bemanningsleden overleefden alleen 2e machinist H. Wolkers uit Amsterdam en matroos Dirk den Heijer uit Scheveningen de ramp. Matroos Den Heijer, die door de mijn ontploffing gewond was geraakt, moest machteloos toe zien hoe zijn broer Maarten voor zijn ogen verdronk. Gedurende de oorlog vergingen er steeds meer vissersschepen door mijnen in hun netten of door beschieting door Duitse onderzeeboten. Het verdriet was groot in de vissersplaatsen aan de Nederlandse Kust. Terwijl reders en haringhandelaren door de export naar Duitsland enorme winsten maakten moest de weduwen van de omgekomen vissers naast hun verdriet ook nog eens de touwtjes aan elkaar knopen om te overleven. Ondanks het gevaar en de vele slachtoffers bleven hun mannen noodgedwongen hun beroep op zee uitoefenen. Ze konden niets anders. Werkloosheid, armoede en het geloof dwongen de vissers steeds weer om uit te varen. Ondanks dat op de vissersschepen, zowel aan bakboord als aan stuurboord, met grote letters Holland stond werden ze vaak toch aangevallen. Door de onbeperkte duikbootoorlog van de Duitsers in 1917 nam het gevaar voor de Koopvaardij en vissersschepen nog meer toe. Toen in juni 1917 acht Nederlandse vissersschepen zonder pardon door de Duitsers tot zinken waren gebracht leidde dat in Nederland tot heftige verontwaardiging en werd de regering verzocht om krachtiger op te treden tegen deze oorlogsschending door Duitsland. Het Eindhovensch Dagblad was daarin bijzonder uitgesproken: 'De neutraliteit van Nederland stond ter discussie. Duitsland werd de beul genoemd en men sprak over laffe daden die al dan niet met het zwaard gewroken moesten worden. Men vroeg zich af wanneer de regering eens zou optreden om aan die rechtsverkrachting voorgoed een einde te maken, vermeldde het dagblad op 30 juli 1917. Het Nieuwsblad van het Noorden vermeldde op 22 juni 1917 onder de kop: 'Schadevergoeding door Duitsland' het volgende:'De Nederlandse regering protesteerde wel tegen het torpederen van Nederlandse schepen, maar kon niet echt een vuist maken omdat zij Duitsland niet te zeer tegen zich in het harnas wilde jagen. De Duitse regering bood evenwel excuses aan voor getorpedeerde schepen en zegde nieuwe schepen toe om de schade te vergoeden.' Op 11 november 1918 kwam er een einde aan de Eerste Wereldoorlog. Voor de Scheveningse vissersgemeenschap ging het leed nog door tot september 1919. Door losgeslagen mijnen vergingen in 1919 nog twee Scheveningse loggers met een groot aantal slachtoffers. Een van die slachtoffers was Krijn Baak jr. Zijn vader Krijn Baak sr. kwam eerder, in augustus 1918, door een mijn ontploffing op zee om het leven. Terwijl in 1919 onder de Scheveningse vissers nog slachtoffers waren te betreuren organiseerde de Nederlandse Vliegmaatschappij Fokker vluchten boven Scheveningen en langs de kust. Fokker gebruikte daarvoor de gevechtsvliegtuigen die hij voor Duitsland had gebouwd en die ook waren ingezet om Nederlands koopvaardijschepen en vissersschepen te beschieten. Ook Fokker heeft volop geprofiteerd van een oorlog die in de Scheveningse vissersgemeenschap diepe wonden heeft achtergelaten. op 26 september 1922 onthulde koningin Wilhelmina het Herdenkingsmonument 1914-1919 voor de 300 omgekomen Scheveningse vissers. In Haar toespraak zei Wilhelmina: 'Er is voor die honderden kloeke mannen, die zelfs in de bange oorlogsjaren het mijnen- en torpedogevaar trotseerden om uit te varen tot het behalen van een vischvangst, waarvan de opbrengst hun gezinnen moest helpen in stand te houden en waarvan in den tijd van voedselnood duizenden Nederlandse burgers hebben geprofiteerd. Dominee Tichelman roemde in zijn toespraak de vissers als 'helden, een huldebetuiging voor honderden dappere zeelieden die gedurende de oorlogsjaren strijdend voor het bestaan den dood in de golven vonden. De heldhaftige zelfopoffering waarmede onze vissers zich in den wereldoorlog gewaagd hebben op de verraderlijke vlakte van de door mijnen en torpedo's gevaarvolle wateren. Zij wilde noch voor zichzelf noch voor hun gezin gebruik maken van het steuncomité en gingen overeenkomstig hun goddelijk beroep liever naar zee.' Je kunt je afvragen of de nabestaanden van de omgekomen vissers er net zo over dachten en ze hun mannen en zoons niet als helden zagen maar als slachtoffer van een verschrikkelijke oorlog waarin armoede en winstbejag hand in hand gingen. || || Eerste Wereldoorlog: helden of slachtoffers || Vissers in 1914-1919 || Western Front || Home Front || Memoir
Gedicht Die Helden von Passchendaele
5 Items
Das Gedicht Die Helden von Passchendaele wurde von einem Hauptmann Fleischer verfasst und schildert die Kämpfe der jungen Regimenter am 30. Oktober 1917. Das Gedicht bezieht sich inhaltlich auf die Dritte Flandernschlacht im Ersten Weltkrieg, die am 31. Juli 1917 begann und am 10. November 1917 mit der Eroberung des Dorfes Passendale (Passchendaele) endete. Die Alliierten unternahmen den Versuch, einen Durchbruch im Raum Ypern zu erzielen, jedoch gelang der Durchbruch an der Westfront nicht und die Geländegewinne waren sehr gering. Die enormen Verluste an Soldaten bei den Kämpfen um Passendaele, stehen heute sinnbildlich für die Sinnlosigkeit und Gewalttätigkeit im Ersten Weltkrieg. || Die drei abgebildeten Blätter stammen aus einem kirchlichen Nachrichtenblatt, genauer gesagt aus einem der damals üblichen evangelischen Monatsblätter des Pfarramtes Sien. Die Heimat zwischen Nahe und Glan. Das auf zwei Seiten abgedruckte Gedicht (Die Helden von Passchendaele) übernahm man wohl aus einer Kriegschronik oder einem Regimentsbuch. Die genaue Herkunft ist unbekannt. Auf der dritten Seite wird mein Großvater Otto Maurer erwähnt, der an jener Schlacht bei Passchendaele am 30. Oktober 1917 teilnahm und danach das Eiserne Kreuz erhielt. In der Frühjahrsoffensive am 21. März 1918 wurde er bei St. Quentin (Frankreich) durch Granatsplitter am rechten Oberschenkel und Unterschenkel verwundet. Auf den Fotos beider Postkarten ist er einmal (stehend) als noch siebzehnjähriger im Kriegsjahr 1915 (siehe auch Text auf der Kartenrückseite), sowie bei Kriegsende mit EK und Verwundetenabzeichen zu sehen. Otto Maurer aus Oberreidenbach war verheiratet, hatte vier Kinder (ein Sohn verstarb im Kindesalter) und sieben Enkelkinder. Er war Landwirt und wurde 72 Jahre alt.
Schüler an der Front
33 Items
Photos und Feldpostkarten von ehemaligen Schülern von Paul Radtke aus Hamborn. Siehe auch seine Tagebücher!