De vlucht van de familie Verbeke: van Antwerpen naar Sint-Annaland
Belgische vluchtelingen.
‘De vlucht naar Nederland was massaal: na de val van Luik staken enkele duizenden mensen, vooral vrouwen en kinderen, de grens met de Nederlandse provincie Limburg over. In de daaropvolgende weken bleven de vluchtelingen naar Brabant en Zeeuws-Vlaanderen stromen. Na de aanval op Antwerpen vluchtte de bevolking in doodsangst de grens over: meer dan een miljoen Belgen – ruim een zevende van de bevolking – bevonden zich in de eerste weken van oktober, zo werd geschat, in Nederland. De meesten zaten opeengepakt in Noord-Brabant en Limburg; onder hen de bijna 35 000 soldaten die na de val van de Antwerpse forten waren gevlucht om aan Duitse gevangenschap te ontkomen.’ (Sophie de Schaepdrijver)
Begin augustus 1914 brak de oorlog uit. Het Duitse leger eiste vrije doortocht van de Belgen om naar Frankrijk te kunnen oprukken, maar België hield hardnekkig vast aan zijn neutraliteit. Het gevolg was dat de Duitsers, geïrriteerd door de vertraging in hun opmars, resoluut afrekenden met iedere vorm van verzet. Honderden Belgen werden geëxecuteerd als vergelding voor echt of vermeend verzet. De steden Visé, Dinant en Leuven werden platgebrand. Het Belgische leger trok zich terug op de forten van Antwerpen, in de hoop hulp te krijgen van de Geallieerden. Maar de geringe hoeveelheden ‘marines’ uit Engeland waren een druppel op een gloeiende plaat. Na de Slag aan de Marne (september 1914) stokte de opmars van de Duitsers in Frankrijk en veranderde de oorlog in een loopgravenoorlog. Het Duitse leger richtte de blik nu op het Antwerpse bolwerk. In oktober schoten de grote kanonnen van Krupp en Skoda de forten rond Antwerpen aan puin. Het leger en de bevolking vluchtte. De Duitse bezetting zou meer dan vier jaar duren.
Leny: ‘Ja natuurlijk! De beschieting van… Mechelen! Al die stadjes rond Antwerpen, die zijn met de grond gelijkgemaakt, zowat. Want dat waren de eerste Duitse troepen, de Uhlanen. Dat waren de keurtroepen. Toen de Belgen zeiden, dat ze Antwerpen geen open stad wilde maken, zeiden de Duitsers: ‘Als ’t geen open stad is, dan wordt ’t gebombardeerd’. Alles stond al klaar. Maar achteraf is dat meegevallen, eigenlijk, dus dat hebben ze toen niet gedaan. Ik denk dat ze zich overgegeven hebben.’ De werkelijkheid was driester. De Belgen gaven zich pas over, nadat de forten rondom de stad kapotgeschoten waren. Er stonden toen al Antwerpse huizen in brand.
Rond oktober 1914 vluchtte HET GEZIN VERBEKE - COREYNEN (bestaande uit vader Theophiel, moeder Bonneke, en de kinderen Regine, Maria, Max en Antoinette) uit angst voor de beschietingen en voor de reputatie van de Uhlanen als vrouwenverkrachters. De Verbeke’s hadden tenslotte drie jonge dochters. Het hele gezin reisde in eerste instantie tot Zandvliet, Bonneke’s geboortedorp en relatief dicht bij de grens naar Nederland. Daar werd een groot gelag aangericht met erwtensoep. Maar toen het gerucht ging dat de Duitsers in aantocht waren, lieten ze alles staan en vluchtten ineens de grens over. Alleen Bonneke's moeder wilde niet mee en bleef in Zandvliet bij haar familie. Daar is ze tijdens de oorlog gebleven en ze stierf op haar negenennegentigste. Leny: ‘”Als ze met ons meegegaan was naar Zeeland,” zei Bonneke, “dan was ze honderd geworden.”’
De familie kwam aan op het eiland Tholen. De meeste Belgische vluchtelingen werden in Sint-Maartensdijk opgevangen in die tijd, maar ook in Sint-Annaland werden Belgen opgevangen. Op 8 oktober telegrafeerde de commissaris van de koningin van Zeeland Dijckmeester aan de burgemeester van Sint-Annaland: ‘Sein mij onmiddelijk of te uwent in openbare handels of andere gebouwen gelegenheid bestaat om Belgische vlugtelingen tijdelijk onderdak te brengen en voor hoeveel personen. Kosten vergoedt het Rijk’. Aanvankelijk geschiedde de opvang alleen in een grote leegstaande schuur, de zg. meestoof, een gebouw waar voorheen meekrap werd bewerkt tot rode verf. De meeste vluchtelingen gingen na de eerste schrik terug naar België. In begin november werden er zelfs extra treinen ingezet om de Belgische vluchtelingen kosteloos weer terug te vervoeren naar hun vaderland. De Ierseksche en Thoolsche Courant berichtte op 14 november: ‘Nog slechts een twintigtal Belgische vluchtelingen vertoeven in deze gemeente Sint-Annaland, waarvan enkelen op eigen kosten in hun onderhoud voorzien.’
Die laatste opmerking sloeg ongetwijfeld op de familie Verbeke. De Verbekes bleven in Sint-Annaland. Eigenlijk hadden ze met een boot vanuit Vlissingen of Rotterdam naar Engeland kunnen doorvaren, maar omdat Bonneke nog banger was van water dan voor de Duitsers, doken ze onder toen de boot uitvoer, zo wil het verhaal. Later is Bonneke (en niet opa Verbeke!) de burgemeester van Sint-Annaland gaan vragen of ze mochten blijven. De familie had al geregeld dat zij allerlei baantjes hadden, zodat zij hun eigen brood verdienden en niemand tot last waren. Zo werd Regine kinderoppas bij Jaap Slager en opa Verbeke hielp oom Johannes in de bakkerij. Nonkel Max ging eerst met Jantje Keur naar de bloembollen in Aalsmeer en later hielp hij ook in de bakkerij. Zij mochten blijven. Het zal voor Bonneke niet moeilijk zijn geweest om het stadhuis binnen te stappen, want na de meestoof woonde de familie Verbeke in een bovenwoning boven de weegbrug, die gevestigd was... naast het stadhuis. Bonneke was dus de buurvrouw van de burgemeester. De woning boven de weegbrug was geen onverdeeld genoegen voor de Verbekes. Bonneke viel er van de trap en verloor daarbij een oog. Sindsdien droeg ze een glazen oog. Niet alle kinderen werkten overigens. Tante Maria was altijd ‘ziek, zwak en misselijk’, dus die hoefde niet.
Vriendinnen.
Leny: Mijn moeder en tante Maria waren vriendinnen vroeger. Al van dat ze zussen waren, waren ze altijd bij elkaar. Tante Antoinette was daar nooit bij. Want zij waren serieus, zal ik maar zeggen, en tante Antoinette was een hollewaai. Die ging graag de hort op. “En dat kwam,” zei mijn grootmoeder altijd, “omdat tante Antoinette was verwekt tijdens de carnaval!” De oorlog was in '14, en mijn moeder is van '95, dus die was negentien jaar. Ze scheelden twee jaar, dus tante Maria was zeventien jaar. Daar zat nonkel Max tussen. En dan kwam tante Antoinette, die was veertien. In die tijd zijn er natuurlijk niet veel foto's gemaakt, tijdens de oorlog. Of er zijn er een paar van Rotterdam. Die zijn dan gemaakt als ze met Pa naar Rotterdam reisden.’ Op een foto uit de Eerste Wereldoorlog draagt Regine Verbeke (later oma Slager) een chique bontstola. Ze is gekleed in de typische mode van tweede helft van de jaren tien: halflange jurk en grote hoed. Waarschijnlijk werd de foto in Rotterdam gemaakt. Op een andere foto is zij te zien, toen zij in Nunspeet Belgische kennissen in een vluchtelingenkamp opzocht.
Gevlucht naar Antwerpen.
Illegale slacht.
In november 1918 kwam een einde aan de Eerste Wereldoorlog. Op 9 november werd in Duitsland de republiek uitgeroepen. Keizer Wilhelm II trad af en ging daags daarna in ballingschap naar Nederland. Op 11 november werd in Compiègne de wapenstilstand getekend. In België was het behalve euforie en dansfestijnen ook bijltjesdag: collaborateurs werden hardhandig aangepakt. ‘En op 22 november trok, langs de Vlaamse poort, het leger de hoofdstad binnen, voorafgegaan door Albert te paard, een gebeuren dat als de ‘Blijde Intrede’ de geschiedenis in zou gaan,’ aldus Sophie de Schaepdrijver.
De familie Verbeke ging aan het eind van de oorlog terug naar Antwerpen. Waarschijnlijk waren opa Verbeke en nonkel Max al eerder teruggegaan, want de burgemeester van Sint-Annaland A.J. Bierens schreef de Commissaris van de Koningin op 5 november 1918 dat er nog vijf Belgische vluchtelingen in het dorp waren, van wie er twee een Rijksuitkering ontvingen en drie in hun eigen onderhoud voorzagen. Met die laatste drie werden waarschijnlijk Bonneke, tante Maria en tante Antoinette bedoeld. Regine Slager behoorde niet meer tot de groep vluchtelingen, want op 6 juni 1918 was zij getrouwd met Willem Slager. De drie dames Verbeke gingen in ieder geval nog voor april 1919 terug naar Antwerpen, zo kan men afleiden uit stukken in het gemeentearchief. Zij waren echter niet de enigen die naar Antwerpen reisden.
In 1919 vertrokken Willem en Regine namelijk naar Antwerpen. Na de Belgische uittocht naar Nederland, vluchtte er nu voor de verandering een Nederlands gezin naar België. Leny: ‘Toen de oorlog afgelopen was, was alles op de bon. De mensen konden geen vlees krijgen. Mijn vader slachtte dan af en toe wel eens stiekem een koe of een vaars. Dat vlees werd dan onder de familie, vrienden en kennissen verkocht. Op een gegeven moment is dat verraden. Toen kwam de politie aan de deur bij mijn vader en moeder. Die zeiden: ‘je moet mee naar het bureau komen, want je hebt clandestien geslacht.’ Mijn vader wist het te liegen natuurlijk. Toen gingen ze bij de familie kijken. Ze kwamen bij tante Wan, die met Johannes een bakkerij op de Voorstraat had. Die had een hele grote schaal met vlees. Vroeger droegen al die vrouwen lange rokken. Ze kwamen onverwacht bij haar binnen en die schaal met vlees stond daar. Tante Wan ging er gauw overheen staan, zodat die schaal onder haar rokken stond. Overal zochten ze en zeiden: “Zeg het dan maar”, maar ze wist van niks. Maar ze bleven zo zaniken, en tante Wan was nog maar een jaar of negentien, dat ze uiteindelijk zei: “Wil je dan weten waar het is?” Ze deed een stap opzij en daar stond het vlees. Dus ja, toen hadden ze bewijs, niet te denken dat het zo zou aflopen. Pa moest voorkomen. Iedereen zei: “Ach, je krijgt een boete.” Maar het was een rechter, die heel streng was en hij kreeg negen maanden gevangenisstraf. Toen zei mijn vader: “Da’ ga’k NOOIT zitten!” En hij is naar Antwerpen gevlucht, naar de familie. Hij kon niet meer in Nederland komen of hij werd gepakt.’ De familie verhuisde op 30 oktober 1919 naar Antwerpen. Inmiddels was op 6 februari van dat jaar hun eerste kind geboren, Lena Maria, beter bekend als Leny.
Dit is een fragment uit een boekje dat ik in 1999 heb gemaakt bij het vijftigjarig huwelijk van mijn tante Leny Schep-Slager en haar man Jan Schep. Het begon op 23 januari 1994, in tante Leny’s oude huis in Volkel, waar ze vanwege de op handen zijnde verhuizing naar Nistelrode foto’s van haarzelf en van haar tante Maria (Van den Oostende-Verbeke)aan het sorteren was. Zij vertelde en ik liet een cassetterecorder meelopen. Aanvankelijk keken we met mijn moeder erbij naar wat losse foto's. Bij een aantal foto's uit de jaren twintig en dertig schreef ik de namen van de afgebeelde personen achterop. Daarna bekeken we een aantal rouwbrieven, foto's en dergelijke uit een blikken kistje waar opa Slager zijn portemonnee in bewaarde tijdens zijn laatste jaren, toen hij in Uden woonde, het dorp waar zijn dochters al langer woonden. In een fotoalbum van tante Maria stond op de eerste bladzijde een foto van Bonneke Verbeke-Coreynen Oma Verbeke en Opa Verbeke, de ouders van mijn oma van moeders kant, met daarboven een klein rond fotootje met het hoofd van Bonneke's moeder, een dame met een tuttig hoedje en een scheve mond. Mijn betovergrootmoeder dus. Die was al in de negentig, toen de hele familie in oktober 1914 Antwerpen ontvluchtte bij de inval van de Duitsers. Door die oorlog kwamen de Verbeke’s en de Slagers met elkaar in contact. In 1919 verhuisde het gezin van mijn opa Willem Slager naar Antwerpen, waar mijn oom Henk in 1925 en mijn moeder in 1930 zijn geboren. In 1933 kreeg mijn opa gratie en kon het gezin terugkeren naar Sint-Annaland. Vijf jaar na het gesprek in Volkel wilde ik toch nog eens horen hoe bepaalde zaken precies gegaan waren, zoals de verhuizing naar Antwerpen in 1919 en de verhuizing terug in 1933. Met een cassetterecorder ging ik op 6 juni 1999 opnieuw op visite. Dit keer zaten ook mijn moeder en mijn oom Jan bij het gesprek en werd er niet meer aan de hand van foto’s gepraat. Het gesprek van 1994 werd hervat. Aan het eind bleek dat nog lang niet alles was verteld. Tante Leny herinnerde zich gaandeweg steeds meer en dikwijls zeer gedetailleerd. Met mijn moeder ben ik op 23 augustus 1999 naar het archief in Sint-Maartensdijk geweest, dat ook het archiefmateriaal van de gemeente Sint-Annaland beheert. Daar werden stamboomgegevens gekopieerd en informatie over Belgische vluchtelingen in Sint-Annaland uit lokale kranten overgenomen. Ook twee boekjes, Tholen in oude ansichten en Sint-Annaland in oude ansichten, in hetzelfde archief aanwezig, werden als bronnen gehanteerd. De archivaris en het personeel waren ons uiterst behulpzaam. Ook de herinneringen van mijn moeder droegen in grote mate bij aan het eindresultaat, zowel haar eigen jeugdherinneringen als verhalen over gebeurtenissen die zich vóór haar tijd afgespeeld hadden. Achtergrondinformatie over de Eerste Wereldoorlog en de daaropvolgende periode werd ontleend aan Sophie de Schaepdrijvers boek ‘De Grote Oorlog. Het Koninkrijk België tijdens de Eerste Wereldoorlog’ (1997). Inmiddels zijn mijn tante Leny en mijn oom Henk overleden en is mijn moeder veel van haar geheugen kwijt. Ik ben nog steeds blij dat ik deze actie destijds gedaan heb.
NB Het boekje bevat nadere informatie over de diverse familieleden in België en Zeeland, gaat ook in op de jaren twintig en dertig en is geïllustreerd met foto's en ansichtkaarten.
CONTRIBUTOR
Ivo Blom
DATE
1914 - 1919
LANGUAGE
nld
ITEMS
1
INSTITUTION
Europeana 1914-1918